De geschiedenis van de Srebrenica-
Ten noordoosten van Sarajevo, op een afstand van ongeveer 90 kilometer, ligt het
oord Srebrenica. Vroeger een rustig stadje; redelijk modern gebouwd rond een kleine
kern van oude huizen. Het vond zijn bestaansrecht in de nabijgelegen bronnen -
Ongeveer vier kilometer te noorden van Srebrenica ligt Potocari. Potocari heeft een kleine kern rond een driesprong, met een lintbebouwing naar het westen. In het oord was lichte industrie gevestigd. Een betonfabriek, een machinefabriek en een accufabriek. Ook bevond zich hier een busremise. De enclave Srebrenica had zich gevormd rond de plaats Srebrenica en had een rondachtige vorm van ongeveer veertien bij zestien kilometer. Naast Srebrenica en Potocari als belangrijkste oorden bevonden zich nog een aantal kleine tot zeer kleine dorpen in de enclave. De enclave werd omringd door bergachtig gebied. In het noorden bevonden zich grote heuvels. Het hoogste zijn de toppen Lisina en Jabuco. Oostelijk van de enclave bevonden zich bergtoppen oplopend tot duizend meter en het terrein is bebost. De zuidelijk begrenzing werd gevormd door een bergachtig terrein met schitterende vergezichten. De berg Kak maakte daar deel van uit. Het westelijke deel werd beheerst door steile en kale bergkammen en beduidend minder begroeiing. De enclave zelf was sterk geaccidenteerd. Er was bebossing, afgewisseld met wat landbouwgrond en boomgaarden.
Het wegennet in de enclave werd gevormd door een doorgaande weg van OP Pappa -
In de opstina, zeg maar het gemeentehuis, was het enclavebestuur werkzaam. De opstina
was wat taken betreft vergelijkbaar met een gemeentebestuur bij ons. De belangrijkste
personen waren de president en de vice-
Tot het midden van de jaren tachtig leefden moslims (60 à 70%) en Bosnische Serviërs
(30 à 40%) vreedzaam naast elkaar in de twee kantons Srebrenica en Bratunac. Na de
dood van Tito ontstonden allerlei partijen. De meesten waren gebaseerd op etnische
afkomst en weerspiegelden sterke nationale gevoelens. In Oost-
Gebeurtenissen
uit dat verleden werden weer opgerakeld en er volgden felle discussies over recht
en onrecht. De Bosnische regering geloofde nog steeds, ondanks de oorlog in Slovenië
en Kroatië, dat ze buiten de strijd kon blijven. De Bosnische Serviër Karadzic was
ondertussen door Milosovic als leider naar voren geschoven. Karadzic begon vervolgens,
met hulp van Servië, zijn mensen van wapens te voorzien. Door de afwachtende en passieve
houding van het toenmalig moslimbestuur waren de enige bewapende moslims de politie
en wat jagers.
Etnische tegenstellingen
Begin april 1992 verscheen er in Bratunac, tien kilometer ten noorden van Srebrenica,
een militaire eenheid die bestond uit Bosnische Serviërs. De eenheid was goed bewapend,
voornamelijk met materieel van het voormalig Joegoslavische leger. Gelijktijdig arriveerden
er verschillende militante para-
Ook in Srebrenica trachtte men dergelijke acties uit
te voeren. Het ontwapenen van politie-
Het ultimatum en de strijd
De Bosnische Serviërs gingen door met hun intimidatie-
Vlak na de eerste beschieting trok vanuit Bratunac de para-
Ook de nog overgebleven bewoners van
Potocari vluchtten om wraak te ontlopen. Als genoegdoening werden toen de busremise,
de vrachtwagengarage en een aantal huizen in brand gestoken. Vanaf dat moment tot
ongeveer 10 mei 1992 werd Srebrenica stelselmatig onder vuur genomen. Verschillende
para-
De uiteindelijke ‘slag om Srebrenica’ vond op 6 en 7 mei 1992 plaats. Het was geen
groots opgezet militair offensief, maar meer een ongecontroleerde strijd tussen bewapende
moslims en Serviërs, die zich hoofdzakelijk afspeelde in de omgeving van het Turkse
Fort. De Serviërs hadden het voordeel van vuursteun van het voormalig Joegoslavische
Leger (JNA) vanuit de omgeving van Bratunac en Zalazje. Een van de Servische milities,
deel uitmakend van de radicale Servische Partij (SDS), werd geleid door de voormalig
rechter Goran Zekic van Srebrenica.
Deze Goran was een van de belangrijkste veroorzakers
van de etnische tegenstellingen in de regio. Op 8 mei woonde hij op het kerkhof in
de buurt van het sportstadion de begrafenis bij van een omgekomen medestrijder. Op
bevel van Naser Oric legden drie moslimstrijders een hinderlaag. Bij terugkeer naar
het hoofdkwartier liep Goran Zekic bij de huidige vuilstortplaats in de hinderlaag
en werd gedood. Hierbij kwam ook een van de drie overvallers, een zeventienjarige
moslimstrijder, om het leven. De Serviërs waren geschokt door de dood van Goran Zekic
en raakten in paniek. Ze trokken zich volledig terug uit Srebrenica en vanaf die
dag was Srebrenica volledig in handen van de moslims. Maar de wraak van de Serviërs
was verschrikkelijk. In de sportzaal werden honderden moslims, voornamelijk mannen,
op beestachtige wijze vermoord.
Uitbreiding Moslimgebied
Naser Oric besloot om van de verwarring van de Serviërs gebruik te maken om de dorpen
in de omgeving te veroveren. Voordat het echter tot gevechten kwam tekende het Servische
dorp Cimanici een loyaliteitsverklaring en gaf al z’n wapens aan Naser. Dit dorp
werd dan ook ongemoeid gelaten. Naser sloot een overeenkomst met twee andere moslimstrijdgroepen.
De leiders hiervan waren Hakija Meholic en Zulfo Tursunovic. Zulfo was een ex-
De verhouding tussen Naser en Hakija was niet goed. Ze hadden vaak
ruzie en Naser beschuldigde Hakija van lafheid. Toch richtte Naser met deze mannen
de territoriale verdediging van Srebrenica op. Omdat Naser in vroeger tijden een
uitstekende opleiding bij de anti-
Zijn handelwijze om vooral op Servische feestdagen dorpen te overvallen, was succesvol.
Menig dorp werd bij deze overvallen totaal vernietigd en veel Serviërs kwamen hierbij
om het leven. Een voorbeeld is het dorp Zalazje. Op 12 juli 1992 zijn hier door de
verenigde moslimstrijdgroepen onder leiding van Naser een groot aantal Serviërs gedood.
Het lukte Naser bijna om aansluiting te krijgen met de moslims in Midden-
Keerpunt in de strijd
De succesvolle opmars van Naser eindigde door een tactische fout. Hij verzuimde Bratunac
in te nemen en miste daarmee de kans om een belangrijke aanvoerweg te beheersen.
In plaats daarvan probeerde hij bij Skelani de Serviërs de Drina in te drijven. Dit
offensief was succesvol; binnen enkele dagen na het begin van de aanval stonden de
moslimstrijders op de brug over de Drina bij Skelani. De Bosnische Serven lanceerden
ondertussen een tegenoffensief.
Uit verschillende delen van Bosnië werden versterkingen
aangevoerd om een tegenaanval uit te voeren. De republiek Servië steunde dit offensief
met artillerie en vliegtuigen. De Bosnische Serviërs werden gesteund door huurlingen
uit Rusland en Hongarije. De aanval startte op 20 januari 1993 en was succesvol.
De moslims werden, vooral door een inzet van een overmacht aan zware wapens, op alle
fronten teruggedreven en leden ernstige verliezen. Eerst verloren de moslims de plaats
Kamenica, vervolgens Cerska en Konjevic Polje. Door de opmars van de Serviërs kwam
er ook een grote vluchtelingenstroom richting Srebrenica op gang. Uiteindelijk werden
de moslims teruggedreven naar het gebied dat de enclave omvatte en kwam Srebrenica
onder zware artillerie-
De Verenigde Naties
besloten de enclave tot veilig gebied te verklaren en te demilitariseren. Hierdoor
werd toen voorkomen dat de Serviërs Srebrenica van de kaart zouden vegen. De Verenigde
Naties stuurden een Canadese Unprofor-